Mensenrechten in de monocultuur van palmolie

Monocultuur- en delfstoffenwinningsprojecten worden aan de gemeenschappen vaak voorgesteld als het enige alternatief voor werkgelegenheid en ontwikkeling. Maar de realiteit is echter heel anders, want de sector van de grondstofwinningsprojecten is in handen van de grote industrie, die niet toegankelijk is voor kleine boeren, en daarachter zit een gemeenschappelijke dynamiek van monocultuur-implantatie.

Het resultaat is:

  • Verplaatsing van bevolkingsgroepen
  • Ontbossing
  • Landroof – het inpikken van het land van de plaatselijke boeren
  • Gebrek aan volksraadpleging in regio’s waar monoculturen zullen worden gevestigd
  • Moorden op boeren die weigeren hun land te verlaten, afslachtingen van mensen die zich verzetten, moorden op iedereen die het milieu en de mensenrechten verdedigt.

De megaprojecten van monoculturen zoals palmolie, waar die ook maar worden geïnstalleerd, monden uiteindelijk uit in oorlog en dit door hun strategie van verplaatsing van de plattelandsbevolking wat ten nadele is van de landbouweconomieën gebaseerd op het voorzien in de eigen lokale behoeften.

Montes de Maria, Colombia

In Colombia hebben tussen 2000 en 2005 meer dan 250.000 mensen de Montes de Maria-regio moeten ontvluchten vanwege de terreur van de paramilitaire groeperingen, waarbij ze hun land hebben moeten achtergelaten. Tussen 1999 en 2002 werd 56 keer een bloedbad aangericht, sommige net zo gruwelijk als die in El Salado, waar 70 mensen werden vermoord. Bij het bloedbad in Mapiripan werden 60 mensen vermoord waarna een bedrijf genaamd Poligrow het land van de volledige gemeenschap voor de exploitatie van de oliepalmteelt innam. “De socioloog Alfredo Molano beschrijft deze gruwel in één zin, hele volkeren werden bezet door paramilitairen en zij zaaiden de wet van de stilte en de angst”.

De ex-president van Colombia Alvaro Uribe Velez (president tussen 2002-2010), oprichter van de paramilitaire groep Convivir, had beloofd de gewapende zelfverdediging van Colombia te demobiliseren. Verschillende families keerden echter terug naar de regio’s om hun land terug te winnen, maar helaas moesten die families de harde realiteit onder ogen zien. Hun land was vernield en in de plaats verschenen oliepalmplantages en hun traditionele gewassen zoals maïs, rijst, maniok… waren verdwenen.

“De gemeenschappen zeggen dat de palm een vloek voor hen is geweest omdat het werd verbouwd om toegang en controle te krijgen over het land, en hun land nu bevlekt is met bloed. De paramilitairen zijn niet enkel een gewapende groepering, het is een politiek, economisch en sociaal project dat streeft naar territoriale controle, gepaard gaande met intensieve veeteelt en agro-industrie”.

Uribe heeft deze oliepalmmonoculturen openlijk in ruime mate ondersteund. Hij echter niet alleen: ook op oud-president Juan Manuel Santos kon de palmsector in het verleden dikwijls rekenen.

Unilever en Feronia in RD Congo

In Afrika gaat de uitbreiding van de oliepalmmonoculturen ook gepaard met ontbossing, gedwongen volksverhuizingen, inpikken van land en moorden. Grote transnationale palmoliebedrijven, zoals UNILEVER in het Congobekken, hebben enorme stukken land in beslag genomen, hectaren land die ze na de talrijke mobilisaties aan de bevolking hadden moeten teruggeven. Tot vandaag zijn ze niet alleen niet teruggegeven, maar zijn ze met winst verkocht aan een nieuwe reeks bedrijven, waarvan sommige nationaal zijn, maar ook aan grote multinationals.

De bedrijven FERONIA en UNILEVER hebben nooit hun beloftes van economische en sociale ontwikkeling in de regio’s waar ze palmolieplantages exploiteerden, waargemaakt. Integendeel, ze zorgden voor een verdere voortzetting van de kolonisatie en slavernij van Centraal- en West-Afrika in de 19e eeuw.

PT Hardaya in Sulawesi

In Azië is Sulawesi een van de belangrijkste doelwitten van een ongelooflijk uitbreidingsproject voor palmolieplantages in Indonesië. Meer dan 82 miljoen hectare, d.w.z. een derde van alle landbouwgrond in Indonesië, is bestemd voor palmolie. Omdat er op het eiland Sumatra nog maar weinig land beschikbaar was, wendden de bedrijven zich tot de eilanden Kalimantan, Sulawesi en Papoea. Momenteel breiden die bedrijven hun aktiviteit verder uit naar de Filippijnen en West-Afrika. Deze uitbreiding gaat gepaard met het inpikken van land en gedwongen verplaatsing van de plaatselijke bewoners die de grond bewerkten.
De dorpelingen begonnen een moedige strijd om hun land terug te winnen en daaruit ontstond een overeenkomst waarin PT HARDAYA zich ertoe verbond 4.900 hectare land terug te geven om de verliezen van de dorpelingen te compenseren en een uitbestedingsprogramma op te zetten waarbij elke familie twee hectare oliepalm kon planten en de oogst kon kopen tegen een overeengekomen prijs. Het bedrijf PT HARDAYA zelf weigerde echter na een maand van onderhandelen om zich ertoe verbinden de deal na te komen.

Intimidatie van vrouwen en kinderen in de sector

Vrouwen in palmolieplantages worden sterk getroffen door economisch, sociaal en seksueel geweld. Vrouwen op de plantages moeten de minst betaalde taken op zich nemen en worden bovendien geconfronteerd met pesterijen en geweld van plantagemanagers en -bewakers. Vrouwelijke plantagearbeiders in Petén en Costa Sur vertellen hoe plantagemanagers hen chanteren door hen werk aan te bieden in ruil voor seks: als ze niet met hen willen slapen, geven ze hen geen werk.
Marien in Kameroen zegt dat met de industriële teelt van palmolie er geen land meer is voor de lokale landbouw, het heeft prijsstijgingen van voedingsmiddelen op de lokale markt meegebracht, en naar haar mening is de industriële teelt van palmolie een model dat honger, frustraties en allerlei vormen van misbruik meebrengt.

Deze misstanden variëren van de vervolging waaraan zij worden blootgesteld wanneer zij hun eigen palmolie produceren en verkopen tot fysieke en seksuele agressie in de monocultuurplantage zelf.
Catalina in Colombia zegt dat het verdedigen van hun landbouwland een persoonlijke bedreiging voor henzelf vormt. In tegenstelling tot in Kameroen worden in haar land geen palmvruchten gegeten. Zij ziet het als een gevecht om het land te gebruiken voor de productie van het eigen traditioneel voedsel en niet om de palmvruchten te exporteren. Ze getuigt maar vraagt haar identiteit niet te onthullen omdat ze bang is voor de gevolgen van de paramilitairen die het land terroriseren. Haar strijd kan voor haar haar doodvonnis betekenen.

Kinderen zijn ook het slachtoffer van het monocultuurmodel van uitbuiting: ze worden gedwongen samen met hun ouders te werken om hen te helpen bij het uitvoeren van de benodigde quota’s, zodat zijzelf betaald kunnen worden en hun ouders door hun kinderarbeid geen straf krijgen als ze niet aan de eisen van de bedrijven voldoen. Volgens een rapport van Amnesty International moest een kind van 10 jaar stoppen met school om zijn vader te helpen die voor een WILMAR-leverancier werkt. Dit kind helpt zijn vader al sinds het 8 jaar oud is. De vader van dit kind legt uit dat hij een bonus krijgt op het fruit dat op de grond wordt geplukt en dat zijn kinderen hem daarom moeten helpen.

Conclusie

Waar monoculturen bestaan, neemt het geweld alleen maar toe. Bewuste en georganiseerde volkeren en gemeenschappen zijn de enige betrouwbare actoren op het terrein die ervoor zorgen dat de menselijke waardigheid wordt gerespecteerd, en waarbij niet uitsluitend wordt gewerkt met het oog op winst.
De solidariteit tussen de volkeren onderworpen aan dit economisch model van geweld en uitbuiting is een element dat zeker nooit over het hoofd mag gezien worden. Het is die solidariteit die zowel te zien is in de strijd van Kameroense boeren tegen oliepalmplantages als in de strijd van kokosnootproducenten in India tegen de import van palmolie. Dezelfde solidariteit vinden we ook terug bij de boerenvrouwen in de Aguán-vallei in Honduras die strijden tegen grootgrondbezitters waar ze zo de brutale overname van kleine boerderijen en de eigen palmoliecoöperaties – die de lokale markten in hun voeding voorzien – helpen te voorkomen.

Geschreven door Heidy Andrea Perez, vertaald door Maarten Smeets

Mensenrechten in de monocultuur van palmolie
Scroll to top